Crimineel
09-02-2012
Smokkelen, het is een groot probleem in de wereld. Dan heb ik het niet over vijf dozen wijn vanuit Frankrijk, of een paar pakjes cigaretten teveel vanuit Luxemburg. Het gaat hier om de grote misdaad: brandstofsmokkel! En ja, wij zijn zwaar verdacht. De brandstof in Bolivia kost ongeveer 45 cent per liter. Hierdoor kwamen mensen uit buurlanden over de grens tanken; zoveel dat Bolivia een tekort kreeg aan brandstof. De oplossing is simpel: verdriedubbel de prijs voor buitenlandse kentekens, verbied het vullen van jerrycans en hier komt het leukste, enkel een paar tankstations in het hele land mogen überhaupt aan buitenlanders verkopen, de rest voorzie je van camerabewaking. Het gesmokkel opgelost, maar Daan en Mirjam kunnen dus niet op een normale manier tanken. De driedubbele prijs willen we uit principe al niet betalen als het niet absoluut noodzakelijk is, als je de bewuste ‘international’-pomp al überhaupt weet te vinden. We kopen dus brandstof illegaal, langs de weg vanuit jerrycans. Een enkele keer kom je ermee weg om bij de pomp te tanken; rij naar de camera toe (dus kenteken niet zichtbaar) en een enkeling laat je dan tanken bij de pomp. Vrienden in auto’s laten we dan snel naast ons komen staan om hun auto ook snel vol te gooien wat vaak in hilarische situaties eindigt; we zijn immers crimineel! Ja, het is hier goedkoop tanken… maar om nou je motor uit Nederland te verschepen naar Canada, vervolgens 35.000 km naar ’t zuiden te rijden om goedkoop te tanken zal nooit kostendekkend zijn gok ik J.
Bolivia is heel anders dan alle landen erboven. Straatarm, smeriger, puurder. Goedkoop ook, je kunt prima lunchen op de markt voor een euro! Internet is een stuk lastiger te vinden, maar wel gemakkelijker dan benzine .
Het land inkomen resulteerde weer in corrupt gedoe aan de grens. Na alle papperassen en stempeltjes moesten we nog even langs de politie, om te registreren als bestuurder. Dat is natuurlijk heel belangrijk, dat begrijpen we best. Dus we registreren, er wordt op een voddig papiertje ingevuld wie we zijn en wat we rijden en ook wordt de (door ons zelf ontworpen J) verzekering uitvoerig bestudeerd en goedgekeurd. We zijn brave burgers/toeristen, en dus is alles in kannen en kruiken. Dan komt de melding: dit kost 20 Bolivianos (pakweg 2 euro). Daan vraagt waarom, en krijgt een verhaal dat dit is vanwege het noteren van onze gegevens, toch zeker een minuut of 6 werk. Daan doet moeilijk, snapt het niet… maar het moet echt betaald worden. Vervolgens stelt Daan toch echt dat hij contact heeft met het consulaat in Lima, en dat ons verzekerd is dat ALLES gratis is qua formaliteiten en we dus niet betalen zonder naam en factuur. Opeens blijkt de ’20 Bolivianos’ vrijwillig, waarop Daan groot grijnst en de beste man de hand schud. Hop, Bolivia in!
Na een paar nachten in Copacabana, een leuk klein dorpje met een boel toerisme, vertrekken we richtingLa Paz, de hoogste hoofdstad ter wereld op 3600 meter. Onze excuses aan de ouders: we hebben heerlijke Coca-thee gedronken!
Bij het verlaten van het dorpje komen we bij een checkpoint, waar opnieuw naar ons rijbewijs wordt gevraagd en een prachtige stempel op onze douanepapieren wordt gezet. En uiteraard, er wordt opnieuw om geld gevraagd. Daan is het beu, negeert het… vraagt of alles in klaar is qua papierwerk. Dat blijkt zo te zijn, Daan schudt de hand en loopt weg; achter hem wordt nog wat om geld geschreeuwd maar we starten te motoren en rijden weg! Corruptie blijkt nog steeds wel te omzeilen…
Hetgeen we gezien hebben vanLa Pazis lelijk, het is een grote baksteenkleurige bende vol met minibusjes en we reden in de stromende regen; niet echt prettig. We hebben de stad maar links laten liggen en vertrokken richting Coroico, een klein maar schattig dorpje in een vallei. De oude weg vanLa Paznaar Coroico heeft altijd bekend gestaan als ‘de gevaarlijkste weg ter wereld’, met gemiddeld 300 doden per jaar op een stukje van 60 km. Inmiddels ligt er een mooie geasfalteerde weg naast en is het oude offroadpad langs diepe ravijnen een prachtige route om te rijden; wij hebben er zeker van genoten en het is de risico’s waard!
In Coroico hebben we een paar nachtjes gekampeerd, wat eten gekookt op een houtvuurtje en een beetje gerelaxed. We wilden naar Rurrenabaque, een plek in de jungle vanwaar je mooi de Amazone in kunt… en Amazonedolfijnen kunt zien. Helaas regende het dagelijks, en was de route ernaartoe een grote blubberbende; het bleek voor ons niet te doen met de motoren. Even overwogen we de bus, liften (doodnormaal in Bolivia, achterin een vrachtwagen), vliegen, etc. maar uiteindelijk vertrokken we toch naar de bergen. Het is zeker jammer om de jungle vaarwel te zeggen, maar we zijn het regenseizoen gewoon spuugzat en wilden de droge hoogvlakten in. Ook is het zoeken van hostels/hotels hier gewoon niet zo leuk (net als in Peru vaak ‘gedoe’) en dus maakten we de beslissing om veel meer te gaan kamperen. En tja, bij gebrek aan campings eindig je dan dus in de bergen/woestijn etc. Het kamperen ging prima, we hebben direct vier nachten op rij in de bushbush geslapen en dat blijft toch het mooiste. Lekker goedkoop, heerlijk rustig en de meest prachtige plekjes. De eerste nacht verscholen we ons achter een verlaten kleihutje waar normaal wat dieren worden gehouden; de boer kwam gezellig langs voor een praatje en vond het allemaal prima. Na een dagje rijden vonden we een plekje in de bergen; heerlijk verscholen in een kommetje aan een klein riviertje.
De wijn is hier goedkoop, en wat is een betere combinatie? Ook leuk: je rijdt dan vanuit de bergen met een zakje vuilnis (o.a. die fles wijn ) naar een dorpje en vraagt om een vuilbak. Men kijkt je dan glazig aan en wijst naar de brug over de rivier: ‘Als je het daar vanaf gooit spoelt het zo weg!’ Dan maar een dagje zeulen met je zooi… we vertikken het om mee te doen aan de enorme vervuiling hier. Onderweg zien we nog wat titaniummijnen, en de omgeving eromheen is totaal levenloos door de enorme vervuiling; zonde!
Salar de Uyuni, de grootste zoutvlakte in de wereld met 2000 vierkante kilometer zout. We wilden niet meteen naar de touristische bende rijden en crosten naar het noorden; een 100 km over washboard wegen en dus tuigden we de motoren opnieuw af. In het noorden ligt een oude vulkaan als een soort schiereiland in de zoutvlakte, en daar wilden we kamperen. Na de weg even compleet kwijt te zijn geraakt (-maar schitterend over een moddervlakte te hebben gereden langs het zout) vonden we de route en een kampeerplekje. De wekker vroeg gezet om de zon op te zien komen boven de zoutvlakte, prachtig!
Eenmaal op de terugweg hebben we nog wat benzine kunnen kopen, en vervolgens zijn we zuidwaarts gegaan richting Uyuni, het stadje vanwaar ‘het allemaal gebeurt’. Helaas, het was 168 km washboard wegen en dat blijft toch een drama. Boven de 80/100 kmph gaat het prima, maar door zanderige stukken durfden we dat niet vaak te rijden en dus trillen je vullingen eruit. We redden het niet tot Uyuni en daarom hebben we opnieuw moeten overnachten in de woestijn, ditmaal tussen prachtige rotsformaties!
Uyuni is een suf dorpje (waar we gewoon benzine konden tanken aan de pomp voor de lokale prijs, wat een luxe!) met 225 Toyota Landcruisers verdeeld over 82 tour agencies. Al met al een touristische boel dus, maar toch boekten we een tour van een dag om de zoutvlakte op te gaan.
Het was prachtig, ook al stond er flink water op de vlakte. De gids wist veel te vertellen en we reden naar een rustig stuk om te genieten van dit prachtige stukje aardbol. Heel bizar om te ervaren hoe groot ‘2000 vierkante km’ eigenlijk is. We hebben volgens onze gps 23 km over de vlakte gereden, maar je hebt echt het gevoel dat je honderden kilometers van de bewoonde wereld bent verwijderd.
Eenmaal terug in Uyuni zagen we een bekende Landcruiser; de auto van het Duitse stel Florian en Breate waarmee we al eerder hebben opgetrokken. De auto zat compleet onder het zout, en we hoorden later dat ze drie dagen/nachten vast hebben gezeten in het zout. Toen ze hulp waren gaan halen was de auto leeggeroofd, en uiteindelijk hebben ze een tour agency ingehuurd om hun auto uit het zout te gaan halen! Ze waren uiteraard erg bang geweest, en dus was het prettig om even met elkaar op te trekken. Dit beviel dermate goed dat we met z’n vieren vertrokken naar het zuiden, tot in Chili.
Het was voor ons heel handig een auto in de buurt te hebben natuurlijk, maar ook voor hen was het handig dat wij gemakkelijker een wildkampeerplekje kunnen zoeken met de motoren. De eerste nacht reden we door een gortdroge rivierbedding richting een mooi kampeerhoekje. Eenmaal in de tent begon het te stortregenen, moesten we greppels graven rond de tent en begon de rivier flink te stromen! Toch wel spannend, hoe gingen we daar ooit nog wegkomen de volgende dag?
Na de heftigste regen kookten we wat, al was er nog veel onweer en bliksem. Florian stond als enige op de grond, Daan en Beate zaten op de achterklep van de auto met wat kookgerei tussenin. De bliksem sloeg vlakbij in, Florian voelde een schok door z’n arm gaan en Daan en Beate zagen lichtflitsen van zijn hand naar de pannetjes schieten! We schrokken ons kapot natuurlijk, kropen direct in de auto en vooral Florian en Beate kregen het gevoel dat ze maar snel Bolivia uit moesten; iets wat niet ging lukken….
We reden de volgende dag weg (via een andere onverharde route…) en reden door een prachtige woestijn; gezellig lunchen onder de tarp en wat kleine riviertjes om te doorkruisen. In het begin van de middag reed Daan de motoren een paar keer vast een in riviertjes, en begon Mirjam d’r motor slecht te lopen; waarschijnlijk opnieuw vuil in de carburateurs. We besloten om 3 uur de tenten op te zetten en wat te relaxen.
Hierna begon de echte ellende, we vertrokken richting de bergen en sloegen nog snel wat voedsel en benzine in. Wij mochten de motoren tanken aan de pomp, riepen snel de auto en parkeerden die ernaast; snel volgooien, waarna de pombediende woest naar buiten kwam rennen en onze illegale brandstoftransactie afbrak; wat een crimineel gedrag toch! De route werd slecht, te slecht voor de motoren. Het gros op een hoogte tussen 4500-4900 meter, en Mirjam d’r motor liep echt voor geen meter meer. De blubber werd klei, en na een paar kilometer wilden de voorwielen simpelweg niet meer draaien. Alles onder de klei, de voorspatborden helemaal vol en ik moet zeggen: het is een rare gewaarwording als je door een baggerspoor rijdt en je ziet je voorwiel niet draaien…
We hebben langs de kant de spatborden verwijderd en probeerden verder te rijden wat eigenlijk niet te doen was. Na uren tobben (en vaak vallen, soms iedere 5 meter…) stopten we langs de kant van de weg om de tent op te zetten. Daan in tranen en compleet versleten; het was gewoon te gek en zeker heel slecht voor de motoren. Mirjam d’r koppeling moest bijgesteld worden en stonk verschrikkelijk, iets wat in zo’n situatie toch wel spanning geeft!
De volgende dag in de regen ingepakt, en opnieuw ten strijde getrokken tegen de bagger. Nog steeds een gevecht, en opeens zag Daan in z’n spiegel een Landcruiser naast de weg hangen.
We parkeerden de motoren zo goed als mogelijk, en liepen terug. Florian en Beate waren van de weg af gegleden, en dik 2000 kg 4×4 hing naast de weg. Ze zagen het niet echt meer zitten; Bolivia was niet hun land en we besloten stap voor stap te gaan proberen de auto eruit te krijgen. Veel bloed, zweet, tranen en blaren later; na 3,5 uur kwam de auto los en konden we onze weg vervolgen. Het geeft echt een enorme kick om zo’n klus als team te klaren, omdat je weet dat de kans op hulp niet groot is en je simpelweg geen keus hebt! Als de auto dan uiteindelijk beweegt ben je heel blij!
De modder werd gelukkig minder, en we reden richting een prachtig nationaal park en kampeerden bij een groot meer. Eenmaal bij de ingang vroegen we naar de condities van de weg tot aan de grens (geen van ons had nog zin in moeilijke ellende) en ons werd gegarandeerd dat het prima te doen was, er was slechts één listige rivier. De beste man bleek echter niet echt te kunnen tellen…. We kwamen bij de rivier, en een tour agency stond daar te wachten met een Landcruiser omdat het water te diep was. Het was nog 5 km naar een dorpje, en we moesten nodig eten inslaan. De mensen in de andere auto stonden wat eitjes en brood af en we knabbelden een kleine lunch. De stroming was flink, maar Daan en Florian besloten de rivier te doorwaden en vonden het wel ‘te doen’. De gids van de andere auto begon z’n auto te prepareren met plastic zakjes en rubber bandjes voor de doorwading, en waagde de gok. Hij kwam erdoor, Florian en Beate ook met hun auto en vervolgens reed Daan ook de motoren erdoor (met Florian ernaast, voor de zekerheid). Zeker de spannendste rivier tot nu toe, omdat de stroming sterk was en er zachte stukken grit in de rivierbedding zaten.
Het geeft natuurlijk een kick om zoiets te doen (zeker in je onderbroek ) en de motoren gaven geen krimp; geweldig! Hierna hebben we nog flink wat rivieren door moeten rijden, velen diep genoeg om het hele voorwiel onder water te krijgen. Het went ook wel, je stapt af, loopt erdoor, bepaalt de beste route en ‘gaat ervoor’.
Ook Mirjam croste uiteindelijk gewoon door de rivieren…. hier op Daan z’n motor!
De wegen waren verder redelijk goed te doen (we waren blij de 2e versnelling te gebruiken, later zelfs de 3e en 4e!). In het dorpje aangekomen vonden we een een klein winkeltje waar men beweerde niets te verkopen, maar uiteindelijk bewoog onze charme (en hongerige blikken) hen ons toch e.e.a. te verkopen. Het Llama-vlees was heel mals en bijzonder, dus we moesten er toch echt 2 euro per kilo voor betalen… Brood was niet te krijgen, maar met melkpoeder, water, eitjes en meel besloten we maar pannenkoeken te gaan bakken. Later ontdekten we dat de gekochte worteltjes al voor de helft geschild waren; de schatten verkochten groenten uit hun eigen koelkast! Eenmaal bij Laguna Colorado aangekomen, kampeerden we in een bizar rotsig maanlandschap en aten we heerlijke Llama; het vlees was inderdaad geweldig mals! Laguna Colorado is knalrood en vol met Flamingo’s. Je ziet het meer al van verre vanwege de rode reflectie in de wolken, en eenmaal aan de rand zagen we duizenden Flamingo’s. Het zijn simpelweg prachtige vogels, echt magisch mooi.
De volgende dag reden we naar een zoutvlakte met themische baden… heerlijk! Na vijf dagen kou, natte voeten een warm bad, met prachtig uitzicht en opnieuw Flamingo’s op de achtergrond. Ook wasten we ons stiekem in een warm badje na vijf nachten zonder douche; geen luxe.
We kochten nog snel wat illegale benzine omdat Mirjam na 184 km op de teller op reserve ging, 1 op 10 dus! Het laatste stuk ging naar Laguna Verde, een prachtig groen meer in een geweldige omgeving van besneeuwde bergen. Daan crosste wat rond door een baai en over wat heuvels om een plekje te zoeken en genoot met volle teugen; geweldig om door zo’n landschap te rijden! We kampeerden in de baai en genoten met volle teugen van de rust, ruimte en prachtige uitzichten.
Vanaf deze Laguna hoefden we maar een stukje naar de grens, een kilometer of 15. Eenmaal daar kwam het slechte nieuws: we konden de voertuigen hier niet uitvoeren en moesten terug… naar de andere kant van het park! Wij babbelden wat over ‘te weinig benzine’ en ‘we komen toch voorlopig niet terug in Bolivia’ en kwamen overeen dat we het land uit mochten. De douaneverklaringen voor de voertuigen lieten we achter, en die zouden opgestuurd worden naar het douanekantoor…jaja. Maar goed, we reden weg, een paar kilometer gravel en washboard… en plots heus asfalt! Het is lastig te omschrijven hoe lekker dat is na zoveel ellende in de blubber!
Bolivia is arm, ruig en slopend. Toch was het de moeite zeker waard, zowel wijzelf als de motoren hebben het overleefd al hebben we wat slijtagesporen. In het droge seizoen is het vast gemakkelijker, maar is het net zo indrukwekkend? Geniet je dan net zo van een mooi kampeerplekje met een geweldig uitzicht, als je ‘gewoon lekker hebt gereden heel de dag’?
Wij denken van niet, al genieten we nu ook heel erg van de eerste dagen Chili. Het is heeeeeeel duur, maar je kunt hier gewoon brood kopen!